Verliezen omdat de historie op je neerkijkt | column

Joost Prinsen

Voor het eerst toneelspelen in Carré! Wanneer was het? 1971 denk ik. De zaal zat vol, geweldig. Ik zat euforisch in de kleedkamer te wachten tot aanvang voorstelling. Robert Sobels, een oudere collega naast me, merkte hoe opgewonden ik was. Hij zei: „Weet je wat je moet doen Joost? Precies zo spelen als gisteren in Stadskanaal. Er zitten vanavond alleen wat meer mensen in de zaal.” Dat bracht me terug op aarde.

De geschiedenis die vanaf de tribunes op je neerkijkt, dat kan je behoorlijk dwars zitten. In 1985 werd Jan Kooiman vierde in de Elfstedentocht. Een meter achter winnaar Evert van Benthem. Kooiman, één van de favorieten, verklaarde later: „Het was heerlijk om zo door dat Friese landschap te gaan, die boerderijen te ruiken. Het deed me denken aan vroeger, toen ik zelf nog op een boerderij woonde. Die afstand, die ruimte, het was fenomenaal. Het was of ik zweefde. Ik was zo goed in vorm. Ik had misschien ook weg moeten rijden, maar ik wist totaal niet hoe ver het nog was.”

Wel denken aan vroeger maar niet aan de wedstrijd: „Ik had misschien kunnen winnen. Pas veel later dacht ik: potverdikkie, ik ben toch wel iets heel groots misgelopen.” Een aardige paradox: iets groots mislopen omdat het zo groots is.

In de jaren negentig overkwam Raymond van Barneveld hetzelfde. Hij mocht voor het eerst meedoen aan het WK darts in Lakeside, het walhalla van de dartssport. „Die sfeer, dat publiek, grandioos”, aldus Barney. Tot een oudere speler hem zei: „Trek je niets aan van dat publiek, zelfs niet van je tegenstander. Je speelt alleen tegen het bord.” „Een simpele tip”, zei Raymond later, „maar ik had er veel aan.”

Vorige week herhaalde die geschiedenis zich. Dit keer was tennisser Tallon Griekspoor het slachtoffer. Hij had in de tweede ronde van de Australian Open in drie sets gewonnen op baan acht. De ronde daarna mocht hij aantreden tegen de nummer drie van de wereld. Griekspoor vond het een prachtige ervaring om op het centre court in de Rod Laver Arena te spelen: „Het is een schitterende baan waar je van droomt dat je erop mag spelen.” Hij keek ook met bewondering naar het spel van zijn tegenstander: „Alle credits naar hem. Hij staat niet voor niets nummer drie van de wereld. Ik had alleen iets meer van mijn beste niveau willen laten zien.”

Dat zat er natuurlijk niet in met al die bewondering voor baan en tegenstander. Jammer dat er geen Robert Sobels van de tennissport in zijn buurt was. Die had kunnen zeggen: „Weet je wat jij moet doen Tallon? Precies zo spelen als gisteren op baan acht. Er zitten vandaag alleen wat meer mensen op de tribune.”

Verliezen omdat de historie op je neerkijkt. Dat mag iets treurigs hebben. Maar het is ook erg ontroerend, vind ik.

Net binnen